Ablatie bij boezemfibrilleren

Bij u is de diagnose boezemfibrilleren vastgesteld en er wordt met u gesproken over de behandeling hiervan met behulp van een "pulmonaalvene-isolatie".

Amsterdam UMC heeft één hartcentrum; onze artsen en verpleegkundigen werken op twee locaties: AMC en VUmc. Afhankelijk van de diagnose en behandeling wordt u geholpen op locatie AMC of locatie VUmc. Voor vragen kunt u altijd terecht bij uw zorgverlener.

Bij sommige patiënten met boezemfibrilleren hebben hartritmemedicijnen niet altijd het gewenste resultaat. Ook kan het voorkomen dat een medicijn goed werkt op het ritme, maar te veel bijwerkingen geeft. Dan kan er gekeken worden naar een andere behandeling van boezemfibrilleren, namelijk de pulmonaalvene-isolatie.

Boezemfibrilleren

Boezemfibrillatie ontstaat vanuit cellen in inmonding van de longaders (=longvenen). Door de longaders stroomt het zuurstofrijk bloed van de longen naar de linker boezem van het hart. Door de longaders elektrisch te isoleren van de linker boezem kan worden voorkomen dat het boezemfibrilleren ontstaat.

Voorbereidende onderzoeken

Vóór de ingreep heeft u een gesprek op de polikliniek cardiologie van Amsterdam UMC, locatie VUmc of van uw verwijzend ziekenhuis met één van de cardiologen of verpleegkundig specialist (in opleiding).

Indien de ingreep onder sedatie plaatsvindt zal u voor opname langs de pre-operatieve screening van de anesthesie langs moeten gaan voor gesprek en evaluatie door de anesthesist, zie hier voor informatie en telefoonnummer.

In de weken voorafgaand aan de ingreep ondergaat u een MRI- of een CT-scan om de linker boezem en longaders goed in kaart te brengen. Soms is er ook nog een slokdarm-echo nodig.

Medicatie rondom de ingreep

Indien u geen antistollings-medicatie (acenoumarol/fenproucomon of dabigatran/ rivaroxaban/edoxaban) gebruikt start hiermee 4 weken voorafgaand aan de ingreep. Rondom de ingreep gaat u door met deze medicatie. Overige medicatie mag u ook gewoon innemen rondom de procedure.

De ingreep

Voor deze ingreep wordt u de dag voor de ingreep in het ziekenhuis opgenomen. Wanneer u in de middag op de planning staat, komt u de ochtend zelf op de verpleegafdeling. Afhankelijk van de uitslag van de MRI- of CT-scan, ondergaat u op de dag van opname een slokdarm-echo. De procedure wordt op de hartcatheterisatiekamer uitgevoerd en duurt inclusief alle voorbereidende en afsluitende handelingen gemiddeld 2,5-3 uur.

De ingreep zal als volgt verlopen

  • U wordt plaatselijk verdoofd in uw rechter lies;
  • vanuit de lies worden katheters naar het hart opgevoerd. De arts kan met behulp van röntgendoorlichting en computer beelden van het hart zien wat hij doet;
  • er worden één katheter in de rechter harthelft geplaatst. Met deze katheters wordt het hartritme vastgelegd;
  • er worden twee katheters door het tussenschot tussen de boezems naar de longaders in de linkerhelft van het hart gebracht;
  • een van de katheters is een zogenaamde ablatie-katheter, waarmee het hartspierweefsel verhit wordt, waardoor aan het begin van de longader een klein litteken gemaakt wordt. Door rondom de longader een serie van littekens te plaatsen, ontstaat er een elektrische afgrenzing, waardoor het onmogelijk wordt om ritmestoornissen vanuit de longader door te geven aan de linkerboezem. Op deze manier worden de longaders elektrisch geïsoleerd van het hart.
  • één voor één worden alle longaders geïsoleerd;
  • de meeste patiënten gaan onder sedatie door de anesthesie medewerker. Dan slaapt u gedurende de hele procedure. Patiënten die de ingreep niet onder sedatie door de anesthesie ondergaan krijgen een licht ‘roesje’. U kunt dan nog pijn ervaren tijdens de ablatie; daarvoor wordt dan extra pijnstilling gegeven.

Na de ingreep

Na de ingreep worden op de hartcatheterisatiekamer of op de afdeling de buisjes uit de lies verwijderd waarna er een drukpleister of een drukverband wordt aangelegd. Hiermee moet u nog enkele uren rusten op bed. Na sedatie wordt u in eerste instantie naar de uitslaapkamer (verkoeverkamer ofwel PACU) gebracht waar u rustig wakker wordt. Wanneer u goed wakker bent, wordt u naar de verpleegafdeling gebracht. Na de ingreep blijft u nog een nacht in het ziekenhuis. Als er geen bijzonderheden zijn, kunt u de volgende dag naar huis.

Nazorg

Thuis moet u nog 7 dagen voorzichtig aan doen. Dit betekent dat u niet mag sporten of zware lichamelijke inspanning mag verrichten en met name de eerste drie dagen niet zwaar mag tillen. 4-6 weken na ontslag uit VUmc heeft u een controleafspraak op de polikliniek bij de verpleegkundig specialist (of cardioloog).

Medicatie na de ingreep

Tot tenminste 2 maanden na de ingreep gaat u door met de antistollingsmedicatie. Op de polikliniek wordt verder bekeken of u kunt stoppen met de bloedverdunners en/of ritmemedicijnen. Of en wanneer dat kan, verschilt van persoon tot persoon.

Succes

Of de ingreep succesvol is geweest weten we definitief na 3 maanden. Het kan dus zo zijn dat u niet direct resultaat of verbetering voelt. De eerste weken na de ablatie kan er toch boezemfibrilleren optreden. Dit komt dan door een ontstekingsreactie met vochtophoping rond het litteken. Als de ablatie littekens rustig geworden zijn, verdwijnen de ritmestoornissen meestal. Als kort na de ingreep de ritmestoornis weer terug komt, wil dat dus niet zeggen dat de ingreep mislukt is.

Het succes van de behandeling wordt bepaald door het type boezemfibrilleren, de duur van de ritmestoornis, de grootte van de hartboezems en het eventuele onderliggend hartlijden (hartfalen, hartkleplekkage). De succeskans van een behandeling is bij mensen zonder onderliggend hartlijden 80%. Een deel van de patiënten kan stoppen met alle medicijnen na de behandeling.

Mocht een eerste behandeling niet succesvol zijn, dan kan in veel gevallen een tweede of derde behandeling worden toegepast.

De risico's

De risico's van deze behandeling zijn niet erg groot en de kans op overlijden is klein (<0,05%). De volgende complicaties kunnen er optreden.

Bloedstolsels

Als er tijdens de behandeling stolsels ontstaan en in de bloedbaan terecht komen, kunnen ze tot een herseninfarct (beroerte) leiden (risico 0,5%).

Gaatje in het hart

Soms ontstaat een gaatje in het hart waardoor bloeding in het hartzakje (pericard) optreedt (risico 1-2%). Het hartzakje zit om het hart heen. Als daar veel bloed in komt kan dat de pompfunctie van het hart belemmeren en moet soms met een naald via de huid het hartzakje aangeprikt worden om het bloed te verwijderen.

Nabloeding en blauwe plek in de lies

Na de ingreep ontstaat soms een nabloeding; u moet dan langer op bed blijven liggen met een drukverband. Soms ontstaat later een blauwe plek in de lies waarvan u tijdelijk hinder ondervindt (risico 2-3%).

Vragen

De behandeling van een aandoening van het hart is divers en afhankelijk van de klachten die u ervaart. Wij proberen voor u een programma op maat te maken en u zo goed mogelijk te informeren. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de cardiologie polikliniek van Amsterdam UMC, locatie VUmc op nummer 020-4442555.

Voor meer informatie kunt u kijken op de webpagina van de hartstichting.

Meer over cardiologie