Kinderen bewegen te weinig in het schoolgebouw
De helft van de kinderen in Nederland krijgt te weinig lichaamsbeweging. Door inzicht te krijgen in de lichamelijke activiteit van schoolgaande kinderen, kunnen er effectieve maatregelen worden genomen om kinderen meer te laten bewegen. Promovendus Dirk Dessing deed onderzoek naar de lichamelijke activiteit van kinderen van 8-12 jaar in de schoolomgeving. Hieruit bleek dat de meerderheid van de deelnemende kinderen niet aan de beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad voldeed ondanks dat ze vooral wandelend of met de fiets naar school reisden. Kinderen bewogen vooral weinig terwijl ze in het schoolgebouw waren. Daarnaast bleek het aanleggen van een Schoolzone de hoeveelheid lichaamsbeweging niet te verhogen. Dessing promoveert 21 februari bij VUmc.
Lichamelijk actief zijn heeft een groot aantal gezondheidsvoordelen, ook voor schoolgaande kinderen. De Gezondheidsraad beveelt daarom aan dat kinderen elke dag minstens 60 minuten matig-tot-intensief actief zouden moeten bewegen. Ideaal gezien zou dit driemaal per week moeten worden gecombineerd met spierversterkende oefeningen. Helaas lijkt het erop dat slechts de helft van de kinderen in Nederland aan deze aanbevolen richtlijnen voor lichamelijke activiteit voldoet. Om maatregelen te treffen is inzicht in de lichaamsbeweging van schoolgaande kinderen noodzakelijk. Met behulp van innovatieve methodes bracht Dessing de lichamelijke activiteit van kinderen in kaart. Dessing legt uit: "Door gebruik te maken van een combinatie van GPS en versnellingsmeters kon de lichamelijke activiteit van kinderen worden gemeten. Hiermee onderzochten we drie dingen: de lichamelijke activiteit op het schoolplein en in het schoolgebouw, het actief vervoer tussen huis en school, en het effect van infrastructurele aanpassingen in de schoolomgeving op lichamelijke activiteit."
Invoeren beweegpauzes
De resultaten toonden aan dat de tijd die kinderen tijdens deze studie op het schoolplein doorbrachten bijdroeg aan ongeveer 17% van de dagelijkse lichaamsbeweging. Daarnaast bewogen kinderen tijdens de studie vooral weinig terwijl ze in het schoolgebouw waren. Slechts 2% van de tijd binnen werd actief doorgebracht. Deze resultaten zouden aanleiding moeten geven om maatregelen te treffen die kinderen binnen de school meer laten bewegen. Een voorbeeld hiervan is het invoeren van statafels of het invoeren van beweegpauzes. Daarnaast onderzocht Dessing het effect van infrastructurele aanpassingen in de schoolomgeving op lichamelijke activiteit. Het aanpassen van de schoolomgeving door het invoeren van Schoolzones bleek geen effect te hebben op de hoeveelheid lichaamsbeweging van kinderen. Ook werd het actief vervoer tussen huis en school gemeten. Dessing: "Het bleek dat veel kinderen wandelend of fietsend naar school gaan, maar desondanks niet voldoen aan de beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad."
Omgevingsaanpassingen
Hij concludeert: "Gezien het hoge percentage kinderen in Nederland dat al wandelt of fietst naar school, valt er mogelijk meer winst te behalen met omgevingsaanpassingen in de schoolomgeving die zich richten op andere vormen van lichamelijke activiteit. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan renovatie van schoolpleinen, speeltoestellen en markeringen op het schoolplein."
Promovendus: D. Dessing
Titel proefschrift: Children’s physical activity in the school environment
Promotor: prof.dr. W. van Mechelen
Copromotoren: dr. E.A.L.M. Verhagen, dr. F.H. Pierik
bron: Promotie