Meten van achteruitgang bij MS

Gepubliceerd op: Thu Oct 28 11:07:00 CEST 2021

De grootte van hersenstructuren kan bepaald worden door deze per plak in te tekenen op MRI-beelden. Als dit op alle hersenplakken is gedaan, vormt dit een 3D-beeld. Het intekenen kan handmatig gedaan worden, maar dit kost veel tijd en energie. Jessica Burggraaff maakte in haar promotieonderzoek een verbeterslag van het automatisch intekenen van de structuren, waardoor het vervolgen van afbraak van hersenweefsel en cognitief functioneren bij MS verbetert. Burggraaff heeft ook gekeken naar cognitieve screeningstesten en videometingen om achteruitgang bij MS te vervolgen. Jessica Burggraaff promoveert op vrijdag 29 oktober aan Amsterdam UMC.

Samen met gespecialiseerd neurologen en neuroradiologen ontwikkelde Burggraaff een protocol met strikte richtlijnen voor het handmatig intekenen van specifieke hersenstructuren in de diepe grijze stof van de hersenen: de nucleus caudatus, het putamen en de thalamus, bij mensen met en zonder MS . Ze vond dat de automatisch methoden andere beelden gaven dan handmatig, de grootste verschillen werden gevonden bij mensen met MS en vooral bij de thalamus. Dit zou kunnen komen door witte stof beschadigingen. Ondanks de verschillen ontdekte ze dat zowel de automatische als de handmatige intekening een verband aantoonde tussen de mate van afbraak van hersenweefsel in de thalamus en cognitieve achteruitgang.

Cognitie meten

Een tweede belangrijk onderdeel van het onderzoek van Burggraaff is een verbeterde herkenning van cognitieve veranderingen bij mensen met MS. Ze heeft twee screeningsinstrumenten met elkaar vergeleken, de SDMT en de PASAT. Beiden testen ze het domein ‘informatieverwerkingssnelheid’, die het vroegst en vaakst is aangedaan bij mensen met MS. Bij de SDMT moet men geometrische vormen omzetten in cijfers. De PASAT is een taak waarbij cijfers auditief worden aangeboden. De kandidaat moet telkens het laatst aangeboden getal op tellen bij het vorig aangeboden getal.

Om een indruk te krijgen van de kwaliteit van beide testen, werden de resultaten vergeleken met een uitgebreider neuropsychologisch onderzoek. Burggraaff gebruikte alle beschikbare data van 485 mensen met MS over een follow-up periode van 13 jaar. Ze toonde aan dat de SDMT een betere maatstaf is voor cognitieve handicap bij MS, dan de PASAT, ook om veranderingen over tijd in kaart te brengen.

Videometingen

Vervolgens heeft Burggraaff ook een onderzoek gedaan waarbij gekeken werd of invaliditeit te meten is met behulp van videometingen. De data die hiervoor gebruikt zijn, waren onderdeel van een groot internationaal project, ASSES MS. Ze ontwikkelden een nieuwe techniek waarmee video-opnames van patiëntbewegingen paarsgewijs konden worden vergeleken. Negentien neurologen gaven ieder afzonderlijk aan welke patiënt van ieder paar de test het slechtst of gelijk uitvoerde. Met behulp van een algoritmische ondersteuning werden alle vergelijkende beoordelingen samengevoegd tot een gerangschikte volgorde van patiënten: van slechtst tot best presterende. De resultaten toonden aan dat deze techniek een betrouwbare en klinisch betekenisvolle evaluatie geeft van invaliditeit en dat dit leidt tot verfijndere klinische beoordelingen.

De bevindingen in het proefschrift dragen bij aan een beter klinische en radiologische beoordeling van ziekte activiteit en achteruitgang bij mensen met MS.

Gepubliceerd op: Thu Oct 28 11:07:00 CEST 2021