Zelfbeeld brandwondenpatiënt graadmeter voor later functioneren

Gepubliceerd op: Wed Dec 10 10:11:00 CET 2014

Verminkt raken in je gezicht door brandwonden is een nachtmerrie die jaarlijks honderden mensen treft. Kees Hoogewerf, onderzoeker bij de Vereniging van Samenwerkende Brandwondencentra Nederland (VSBN) wist met steun van de Nederlandse Brandwonden Stichting belangrijk promotie-onderzoek af te ronden dat de behandeling van mensen met brandwonden in het gezicht onder de loep neemt. Belangrijkste vraag hierbij is: welke hulp moet je aanreiken om iemand zichzelf niet als verminkt persoon, maar als een persoon met een verminking te zien? Hij promoveert woensdag 10 december bij VUmc.

Kees Hoogewerfs onderzoek start met een intrigerende vraag: welke fases doorlopen mensen met verminkingen in het gezicht om met dit gegeven te kunnen leven? Een theoretisch model, ontwikkeld in een onderzoek met patiënten die als gevolg van kanker een afwijking in hun gezicht hadden, bood verheldering. Volgens dit model zijn er drie stadia: 'verminkt raken', 'een verminkt persoon zijn' en 'iemand met een verminking zijn'. Je voelt de nuance in de laatste omschrijving: niet langer de verminking bepaalt de identiteit, maar de identiteit wordt mede bepaald door (de ervaring van) de verminking.

Onderzoek over gelaatsverbrandingen
Het onderzoek 'Over gelaatsverbrandingen: epidemiologie, behandeling en psychosociale gevolgen' is opgebouwd uit drie delen en biedt inzicht voor behandelaars van mensen met brandwonden in het gezicht. Uit deel één maken we op dat van alle patiënten in een brandwondencentrum 47% brandwonden in het gezicht heeft. Meer mannen dan vrouwen zijn slachtoffer van brandwonden in het gelaat, maar vrouwen zijn wel vaker ernstiger verbrand.

Minder pijn
Deel twee van het onderzoek vergelijkt traditionele behandelingen met nieuwe behandelmethoden. Tenslotte wordt er continu onderzocht hoe brandwonden met zo min mogelijk littekens kunnen helen en hoe dat genezingsproces zo min mogelijk pijn doet. Wat betreft die pijn deelde Hoogewerf een interessant gegeven voor de praktijk: bij het gebruik van verbanden die meerdere dagen op de wond kunnen blijven zitten, wordt minder pijn gerapporteerd vergeleken met antibacteriële zalven die dagelijks vervangen moeten worden. De wondgenezing laat bij de verschillende behandelingen geen verschil zien.

Meteen opereren of wachten?
Moet je patiënten met ernstige brandwonden meteen opereren of is het beter om af te wachten en later te beoordelen of een operatie nodig is om de wonden te sluiten? De conclusie luidt: het aantal patiënten dat uiteindelijk een operatie nodig heeft, kan gehalveerd worden door de operatie uit te stellen. Wachten met opereren en dan behandelen met een minder pijnlijke antibacteriële therapie, is dus het advies richting de brandwondenzorg. Hoogewerf doet tevens de aanbeveling om bij twijfel over de ernst van de brandwond - en dus over het oordeel wel/niet opereren - de zogenaamde 'laser Doppler imager' (lDi) in te zetten. Waar een getrainde brandwondenspecialist met het blote oog een nauwkeurigheid scoort van 60 tot 75%, laat de lDi een nauwkeurigheid van 95 tot 100% zien als het gaat om de inschatting van de diepte van een brandwond. 

Depressie en lager zelfbeeld
De manier waarop patiënten hun litteken beoordelen, hangt nauw samen met hun psychosociale gesteldheid van vóór het ongeluk. Dat leren we in deel drie van het onderzoek. Vroege depressieve symptomen en een lager zelfbeeld, kunnen bij patiënten met gelaatsverbrandingen een indicatie zijn voor het krijgen van latere depressieve symptomen. In afwachting van toekomstig onderzoek hierover, raadt Hoogewerf aan om patiënten tijdens hun opname standaard te screenen op depressieve symptomen, zelfbeeld en hun eerdere psychologisch functioneren, zodat patiënten met een verhoogd risico op het ontwikkelen van psychosociale problemen vroegtijdig in beeld komen en hun behandeling geoptimaliseerd kan worden. 

Promovendus:
 C.J. Hoogewerf
Titel proefschrift: On facial burns. Epidemiology, treatment and psychosocial impact
Promotor: prof.dr. E. Middelkoop
Copromotoren: dr. M.E. van Baar, dr. N.E.E. van Loey 
Proefschrift: VU-DARE

Bron: Promotie

Gepubliceerd op: Wed Dec 10 10:11:00 CET 2014